Er was eens een Farizeeër en een tollenaar …                                         

In het Evangelie van zondag 23 oktober (30e zondag door het jaar) reikt Jezus zijn gehoor wederom een gelijkenis aan. Twee mensen gingen naar de tempel om te bidden.

De een was ‘n Farizeeër, de andere ‘n tollenaar. De eerste bleek vol van zichzelf (“God, ik ben niet als de rest … ”); de tollenaar durfde zelfs zijn ogen niet op te heffen. Hij bad: “God, wees mij zondaar genadig”. Jezus besluit: “Al wie zich verheft, zal vernederd worden, maar wie zich vernedert, zal verheven worden.”                                                  

Het verhaal maakt iets zichtbaar van de innerlijke houding van de mens. Ja, wie zijn we als het gaat om ons oordeel ten aanzien van onze naaste? Is ons oordeel vaak niet lichtvaardig? Alvorens te menen moeten oordelen over anderen is het goed die andere bekende evangelietekst in herinnering te roepen waar Jezus spreekt over oordelen: “Oordeelt niet, opdat gij niet geoordeeld wordt; want met het oordeel, waarmede gij oordeelt, zult gij geoordeeld worden, en met de maat, waarmede gij meet, zal u gemeten worden. Wat ziet gij de splinter in het oog van uw broeder, maar de balk in uw eigen oog bemerkt gij niet? Hoe zult gij dan tot uw broeder zeggen: Laat mij de splinter uit uw oog wegdoen, terwijl, zie, de balk in uw oog is? Huichelaar, doe eerst de balk uit uw oog weg, dan zult gij scherp kunnen zien om de splinter uit het oog van uw broeder weg te doen.”(Mt. 7)                                                                                                                                                      Pastoor C. Müller

Dat zij steeds moeten bidden …                                                                 

In het Evangelie van zondag 16 oktober 2022 spreekt Jezus over de noodzaak van het gebed. (Lucas 18,1-8). Hij doet dit aan de hand van een gelijkenis; het betreft een weduwe die onophoudelijk een rechter bezoekt met de vraag haar ter wille te zijn. Vanwege haar eindeloze bezoeken verschaft hij haar uiteindelijk recht, om niet langer geplaagd te worden door haar “smeekbeden”.

N.a.v. hiervan stelt Jezus zijn leerlingen de vraag: “Zou God dan geen recht verschaffen aan zijn uitverkorenen die dag en nacht tot Hem roepen, of zal Hij t.o.v. hen onbewogen blijven?”

Jezus vervolgt dat Hij hen spoedig recht zal verschaffen. Maar, zo besluit de tekst: “Zal de Mensenzoon bij zijn komst het geloof op aarde vinden?”

Geloof nu heeft alles met bidden van doen. Waar niet meer wordt gebeden vervluchtigt het geloof, is het vaak enkel nog een vage ideologie, onpersoonlijk, alsook vrijblijvend.

Bidden voedt ons geloof, zoals contact tussen mensen noodzakelijk is, willen vriendschappen blijven voortbestaan. God nu wil dat wij ons tot Hem richten. Door te bidden leren we niet alleen God beter kennen, maar ook onszelf. Bidden kan men vergelijken met ademen. Als we niet meer ademen, sterven we. Zonder het gebed sterft ons geloof af. Hoe dan ook, het vormt deels een verklaring waarom mensen ook elkander niet meer goed verstaan, omdat ze God uit het oog zijn verloren, die mensen steeds met elkaar verbinden wil.

                                                  Pastoor C. Müller

Attitude of gratitude                                                                                     

Aan bovenstaande “mindset” moest ik denken, toen ik het Evangelie las, dat volgende week zondag (9 oktober) in de kerk wordt voorgelezen (28e zondag door het jaar - Lucas 17, 11-19). In het Evangelie gaat het over 10 melaatsen die genezen worden. Slechts één keert terug naar Jezus om Hem te danken. “Vol dankbaarheid wierp hij zich voor Jezus voeten neer, het was een Samaritaan.” Jezus vraagt hem: “Waar zijn de negen anderen?”

“Attitude of gratitude” verwijst naar het belang van dankbaarheid als een bewuste levenshouding ten opzichte van alles wat we (ontvangen) hebben. Veel mensen vinden het bestaan en de vele mogelijkheden die ons gegeven zijn, dikwijls vanzelfsprekend. We zijn er aan gewend, vinden veel gewoon, maar dat is het welbeschouwd niet. Door de energiecrisis beseffen we opeens hoe broos ook onze welvaart is.

Dankbaarheid nu is die deugd die ons helpen kan het leven en al zijn mogelijkheden opnieuw te bezien en wel in groter verband. Ja, wees dankbaar en besef wat je allemaal gegeven is, door je ouders, je vrienden en vele anderen. Maar ook hoe God ieder van ons zoveel kansen heeft gegeven …

                                                                                                                        Pastoor C. Müller

“Ik zie, ik zie wat jij niet ziet …”                                                                   

Wie van ons kent niet uit zijn jeugdjaren het spelletje waarbij een voorwerp moet worden geraden, dat een van de spelers in gedachten heeft en dat voor alle spelers “zichtbaar” aanwezig is ...

Ik moest er aan denken toen ik het Evangelie las dat in de kerk a.s. zondag wordt gelezen (25 september), te weten Lucas, 16, 19-31. Daarin vertelt Jezus een gelijkenis. Het verhaal gaat over een rijk man en een arme bedelaar (Lazarus). Beiden komen te overlijden, de rijke krijgt een eervolle begrafenis, maar moet daarna boeten voor zijn leven hier op aarde. Lazarus wacht na zijn dood een beter leven. De rijke ondergaat folteringen in de onderwereld en vraagt aan Abraham of hij Lazarus niet naar zijn 5 broers kan sturen om hen te waarschuwen, opdat zij niet eveneens in die plaats van pijniging terechtkomen.

Het verhaal mag ons aan het denken zetten. Velen zullen pas na hun dood zien wat hun leven hier op aarde waard was/is in het licht van Gods Glorie. Zaak is het ons hier en nu te bezinnen, tijdens dit leven, indachtig de man die ik onlangs sprak in een biechthokje in Medjugorje. Het bleek een techneut, die voorheen enkel vertrouwde op zijn ratio, op zijn zgn. “gezonde” verstand. Van godsdienst moest hij voorheen weinig hebben, ofschoon zijn inmiddels overleden vrouw wel gelovig was. Alles veranderde evenwel enkele maanden geleden toen hij op de kruisberg in Medjugorje een Godservaring opdeed. In tranen bracht hij daarvan verslag uit. Hij beseft nu hoe “blind” hij al die jaren is geweest. En hoe hij doorheen zijn kille rationele houding zijn vrouw en kinderen tekort heeft gedaan. De man mocht dankzij Gods erbarmen hier al iets ervaren van de oneindige grootheid van God, in tegenstelling tot de rijke man uit het Evangelie, die enkel oog had voor zijn eigen leven en niet verder keek. Weet dan dat elk mensenleven hier ertoe doet, het is oneindig kostbaar in het licht van de eeuwigheid.

                                                                                                                        Pastoor C. Müller

Going home …                                                                                            

Onze taal kent heel wat gevleugelde uitdrukkingen. In Amerika zeggen ze bijvoorbeeld: “Home-made”. Het verwijst naar het goede van thuis; voor je familie, je gezin doet men zijn best. In het recept zitten niet alleen goede ingrediënten, het is vooral bereid met liefde en daardoor veel meer dan enkel “zalig eten”.

In het Evangelie van zondag 11 september horen we het verhaal van de zoon, die thuis keert na een duister leven ver van huis. Daar heeft de zoon zichzelf verloren in een losbandig leven. Nadat hij tot inkeer is gekomen, keert hij terug naar zijn vader, naar huis. De zoon is verrast door het hartelijke welkom van zijn vader. Hij beseft weer hoe goed het is thuis te komen.

De parabel vertelt ons dat we altijd kunnen terugkeren naar “huis”, naar God, die ons geschapen heeft. Net als in de parabel kijkt God steeds om naar ons. Ja, hoe ver we van God ook verwijderd mochten zijn, bij Hem kun je altijd terugkeren. Het gaat hier overigens niet zozeer om de verloren zoon, maar vooral om de teruggevonden vader. Weet dan dat God ieder van ons kent en uitziet naar elk kind dat terugkeert naar God onzer aller Vader.

             

                                                                                                                        Pastoor C. Müller

Leerling zijn …                                                                                             

In het Evangelie van zondag 4 september (23e zondag door het jaar) spreekt Jezus over “leerling zijn”. Het woord “leerling” veronderstelt “leren”, dat men slechts gaandeweg kan verstaan; het betreft een proces. Kennis enerzijds, maar ook het metterdaad navolgen, vormen aspecten die horen bij het leerling zijn. Jezus nu heeft het onder meer over onze houding alsook onze bereidheid Hem te volgen. Dat betekent heel concreet dat, als we Hem volgen, niet meer onze eigen wil laten prevaleren, maar die van God. Omdat Jezus is gekomen om ons te verlossen, hoort het kruis niet enkel bij Zijn leven hier, maar ook bij ons leven als christen. Daarom zegt Jezus ook: “Als iemand zijn kruis niet draagt en Mij volgt, kan hij mijn leerling niet zijn”.

Omdat we allemaal uniek zijn, is eenieders kruis ook uniek. Je “eigen kruis” kun je dan ook niet ruilen met dat van een ander (als dit überhaupt zou kunnen!), omdat met dat ene kruis ook steeds bijzondere genaden verbonden zijn (persoonsgebonden als ze zijn). Ieder kruis heeft als zodanig een speciale betekenis, Pas in de hemel zullen we dat ten volle verstaan. Feit is dat “ieder kruis” een bepaalde waarde heeft, anders zou Jezus dit niet hebben gezegd. Het is door het eigen kruis aan te nemen, dat we ons eigen aandeel ter harte nemen en zo meewerken met Gods heilsplan. Zoals Jezus door Zijn Kruis de wereld heeft verlost, zo kunnen wij door ons kruis aan te nemen en te dragen, anderen helpen. Bijzonder zijn in dit verband de getuigenissen uit de levens der heiligen, waarin Jezus hen gevraagd heeft een bepaald offer te dragen omwille van het behoud van een specifieke ziel. In het grote heilsplan van God is ieder gebed en offer, alsook elk kruis (in overgave gedragen) van groot belang voor het zielenheil van anderen. 

 Pastoor C. Müller

“Al wie zichzelf verheft …”                                                                           

In het Evangelie van zondag 28 augustus (22e zondag door het jaar C) spreekt Jezus de beroemde woorden uit: “Want al wie zichzelf verheft, zal vernederd, en wie zichzelf vernedert, zal verheven worden.” (Lucas 14) Beschouwt men de woorden van de Heer nader, dan kan men ze deels beamen. Ja, wie heeft geen hekel aan iemand die zichzelf het einde vindt en dat telkens uitdraagt? De 2e passage valt menigeen echter zwaar. Je vernederen, dat zijn we niet gewoon. Een ruzie bijleggen, dat vergt de bereidheid jezelf klein te maken omwille van een groter goed; het herstel van een oude vriendschap. Sorry zeggen blijkt in de praktijk evenwel niet zo gemakkelijk, indachtig een oude hit van Elton John: “Sorry seems to be the hardest word”.

Wanneer mensen het niet kunnen (of willen?) - sorry zeggen - dan dragen ze dikwijls de last mee van een onverwerkte, onverzoenlijke ruzie. Verzoening kan heel wat vergen, maar “kost” een ruzie die voortsleept uiteindelijk niet veel meer? Wrok gelijkt op gestolde lava; ze verduistert het hart van de mens. Daarom spoort Jezus ons aan steeds te vergeven. Een samenleving kan maar voortbestaan, als we bereid zijn te vergeven, telkens weer. Het is door bescheiden, eenvoudig en nederig te zijn, dat relaties ten goede keren en mensen groeien in liefde, begrip en … zelfkennis.   

Pastoor C. Müller