Storm op het meer (Mc. 4, 35-41)
Tijdens zijn openbaar leven trekt Jezus weldoende rond. Velen volgen Hem na. Diverse mannen worden voorbereid om als apostel de wereld in te trekken. Tijdens hun jaren samen met de Meester ontvangen zij heel wat onderricht. De parabels maken er deel van uit, maar ook hun ervaring op het meer, waarover het Evangelie van zondag 23 juni (12e zondag) verslag doet. Terwijl Jezus in de boot zit te slapen, worden ze overvallen door een storm. De leerlingen worden bang en maken Jezus wakker: “Raakt het U niet dat we vergaan?” Jezus zegt hen niets, maar richt zich met een dwingend woord tot de wind en het water: “Zwijg stil”. Terstond werd het volmaakt stil. Daarna richt Hij zich tot de leerlingen: “Waarom zijt gij zo bang?”
Opmerkelijk is daarop de reactie van de leerlingen - zo staat er: “Zij werden door grote vrees bevangen en vroegen elkaar: “Wie is Hij toch, dat zelfs wind en water Hem gehoorzamen?”
Feitelijk gaat het hier om twee soorten angst/vrees. Allereerst is er hun angst voor het water, voorts hun vrees voor de macht van God, die Jezus ten toon spreidt door wind en water tot bedaren te brengen. Met dat gebaar maakt de Heer al ons menselijk weten relatief. De leerlingen beseffen opeens de grootheid van Hem die met hen meegaat. De storm op het meer betreft een ervaring die hen bij zal blijven en hen voorbereidt op de spreekwoordelijke “stormen” waarmee zij later geconfronteerd zullen worden. Ja, Jezus is nimmer ver weg, die gezegd heeft: “Ik ben met u alle dagen tot aan de voleinding der wereld.” (Mt. 28, 20). Mensen menen ook thans dat God lijkt te slapen, terwijl dat niet zo is. Wat Hij van ons vraagt is geloof, zoals aan de leerlingen aan de boot: “Waarom zijt gij zo bang? Hoe is het mogelijk dat ge nog geen geloof bezit?” Goed is ook hier naar Jezus te kijken. Jezus kon slapen, omdat Hij wist dat God de Vader zou waken en dat de storm Hem zou gehoorzamen. God nu, Hij slaapt niet en Hij sluimert niet - aldus Psalm 121- vers 4.
Pastoor C. Müller